Ons leger moet contact met de Nederlandse samenleving houden, betogen Rein Bijkerk en Christ Klep.
Mijmeren over state-of- the-artgevechtsvliegtuigen en hightech-onderzeeboten is voor menigeen een boeiende bezigheid. Dan gaat het over echte hard power.
Praten over zoiets abstracts als maatschappelijk draagvlak voor de krijgsmacht komt dan al snel een stuk ‘softer’ over. Onterecht. Zeker in een democratie kan de krijgsmacht niet zonder solide verankering in de maatschappij. Uiteindelijk gaat het om risico’s en de kans op verwonding, traumatisering en de dood.
Defensie en Tweede Kamer hebben de afgelopen jaren – afgezien van vrome lippendienst – te weinig oog gehad voor het belang van een stevig maatschappelijk draagvlak. Welke kansen biedt dan de Defensienota 2018? Een stuk van weidse vergezichten is de nota niet. Het gaat primair om de centen, de mensen en de spullen. Toch bevat de Defensienota wel degelijk interessante voorzetjes wat betreft de verhouding tussen krijgsmacht en maatschappij. De krijgsmacht moet zichtbaarder worden, stelt de nota. Militairen mogen weer in uniform over straat, enkele defensielocaties blijven open, de Koninklijke Marechaussee zal zich méér aan de grenzen manifesteren en het percentage vrouwen en minderheden moet toenemen. Ook gaat Defensie ‘meewerken aan het inrichten van de maatschappelijke diensttijd voor jongeren’.
Zo biedt de nota aanknopingspunten om het thema maatschappelijk draagvlak voor de krijgsmacht steviger in te vullen. Wat zijn dan de belangrijkste draagvlakkwesties in het komende debat over de Defensienota?
Het contact tussen krijgsmacht en samenleving is door de drastische verkleining van de strijdkrachten en het opschorten van de dienstplicht sterk verminderd. Van vrijwillige reservisten – parttime militairen die op afroep worden ingezet – maakt ons land spaarzaam gebruik. Ook de fysieke zichtbaarheid van de krijgsmacht is afgenomen. Hele regio’s zijn ontdaan van militaire bases en kazernes. De Defensienota maakt gelukkig een einde aan het ‘uniformverbod’: militairen mochten uit vrees voor jihadistische aanvallen niet meer in uniform over straat en in de trein.
Maar met onverhulde uniformdracht is het bredere probleem, het geringe contact tussen samenleving en krijgsmacht, natuurlijk niet opgelost. Dat Nederland een relatief bescheiden beroepsleger houdt, is op zich verdedigbaar. Dan zal er wel veel meer geïnvesteerd moeten worden in het vergroten van het aantal civiel-militaire contactmomenten – via reservisten, via het onderwijs, via de banden tussen eenheden en bepaalde regio’s enzovoort.
Weerspiegeling van maatschappij
Een tweede belangrijk punt is de gedachte dat de krijgsmacht zoveel mogelijk de maatschappij moet weerspiegelen. Met name in de Randstad verandert de bevolkingssamenstelling echter snel en groeit het aantal jonge mensen met een niet-westerse achtergrond sterk. De huidige krijgsmacht weerspiegelt deze ontwikkeling niet en is qua personele samenstelling vooral blank en provinciaal. Toegegeven, het is ingewikkelde materie die bijvoorbeeld ook raakt aan de vraag waar de (eerste) loyaliteit ligt van een deel van de jongeren met een migratieachtergrond: bij Nederland of bij het land van herkomst van hun (groot)ouders. De veranderende bevolkingssamenstelling zal hoe dan ook civiel-militaire gevolgen hebben: naarmate de politieke mondigheid van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond toeneemt, zal de inzet van de krijgsmacht in noordelijk Afrika, het Midden-Oosten en Centraal-Azië meer discussie gaan oproepen.
Het zijn lastige en gevoelige kwesties die raken aan de krijgsmacht, aan (potentieel) militair geweld en dus aan een kernvraagstuk van onze democratie. Laat de Defensienota 2018 dan aanleiding zijn voor politici, militairen en andere betrokkenen om open over dit onderwerp te debatteren.